woensdag 13 maart 2024

Een lied, cabaret

Het was donker in het zaaltje - er werd zelfs gerookt, althans ik meende (het was een vage geur, vermoedelijk van achter het toneel) sigarettenrook te ruiken. 

Ik kan het me allemaal niet meer scherp herinneren. Mijn geheugen slaat wat indrukken op, maar houdt het verband tussen gebeurtenissen over het algemeen slecht vast.

Op uitnodiging van een collega had ik het kleine theater bezocht. De voorstelling -het spijt me- vond ik niet werkelijk amusant. De grappen van 'staande komedianten' zijn niet aan mij besteed. Het is van amerikaanse snit, het staat me tegen.

Eén lied echter, gezongen door twee pronte dames, die hun 'pronte' voorkomen met nadruk etaleerden, vond ik zeer de moeite waard. Ik was er zelfs door begeesterd. Ik was echter te verlegen om, na afloop van de voorstelling, naar een afdruk van de tekst te vragen. 

Ik zal proberen om hun lied opnieuw samen te stellen. Vanzelfsprekend zal deze samenstelling mislukken -het wordt een samenraapsel- maar vermoedelijk is dat voldoende om over het voetlicht te brengen waarom het lied mij sterk aansprak.

Een (hele) dikke vrouw komt het toneel op: ze heeft haar gezicht groen, geel en rood geschilderd. Dan klinkt een zangstem van achter het gordijn (de vrouw op het podium zingt niet!).

"Het is nu wel gebleken, een leven van gebreken- en alles, dat staat vast, is een vergeefse last"

Het gordijn gaat open en dan verschijnt er een tweede (hele) dikke dame. Samen zingen de dames nu hun lied:

"Geef mij een zoen, wat kun je anders doen? Ik ben bang voor het leven, maar wil niet opgeven. Hoe moet ik verder, waar is Scherder: zeg me hoe ik leven moet!"

" Je kunt stoïcijn worden, of epicurist. Een hetboeitmeniet-mens, een plukdedag-mens, een krijgwatjepakkenkunt-mens, een genietzolanghetnogkan-mens, een hetzalmijntijdwelduren-mens..."

"...een 'alsjemaarblijftlachen-mens, een domwegblij-mens, een oogkleppen-mens, een ikstapuithetleven-mens, een ikziewel-mens, een ikhaalmijnschoudersop-mens, een komttijdkomtraad-mens..."

"...een ikveinsGod-mens, een mijngeloofstaatvast-mens, een bachiseenvasteburcht-mens, een 'vertrouwmaardathetgoedkomt-mens, een 'iksluitmijnogenwel-mens, een 'erisiets-mens of een 'eriszoveelmeerdanwaarjijenikvankunnendromen'-mens, een 'achwetenschapisooknietalles-mens'..."

"...een dekruikgaatzolangtewater-mens, een 'hetgaattochgoed-mens', een 'zezienmaar-mens, een 'ikmoetnaardevoetbal-mens, een 'jekuntjewelomallesdrukmaken-mens, een doenietzooverdrevenmens, een zolangjejemaarnietverveelt-mens..."

"...een luisternouikhebhetlichtgezien-mens, volgmijhetleveniszuurmaariseigenlijkvanhoning-mens, een... maakjenietdik-mens, maakjenietdikmens, een maakjenietdikmens... enz."

De damens stoppen hier met zingen. Ze kijken elkaar aan. Maar hebben we nu een antwoord op onze vraag? Weten we hoe we willen leven? De een kijkt naar links, de ander naar rechts, peinzend. Dan heffen ze zeer luid hun zingen weer aan: ...dus wees gewaarschuwd, het komt niet goed: maakjedusdikmens, maakjedusdik, maakjedusdikmens, maakjedusdik!"

---doek--- 

 

vrijdag 8 maart 2024

Boekpresentatie

'Patrick Chatelion Counet presenteert 'Het absurde universum'

Donderdag 14 maart, 19.00 - 21.00 uur

Patrick Chatelion Counet is theoloog en wetenschapsfilosoof. Hij schreef het boek 'Het absurde universum' waarin hij verschillende theorieën beschrijft over het ontstaan van het heelal met een filosofische insteek. Er zijn grenzen aan de mogelijkheden die we kennen en de beschrijving van de werkelijkheid wordt alsmaar theoretischer én alsmaar absurder. Uiteindelijk blijft er maar één conclusie: absolute kennis van het heelal is onmogelijk. Dit boek wordt bij ons gepresenteerd op donderdagavond 14 maart. De presentatie begint om 19.00 uur. Graag aanmelden via 024-3020130 of info@dekkervdvegt.nl.

Dekker vd Vegt is gevestigd in Nijmegen

donderdag 29 februari 2024

Een bescheiden argument

1. De werkelijkheid (Wa) is absurd (een premisse)
2. In Wa kan niets niet bestaan (een beginsel)
3. God is absurd (een premisse)
4. God kan niet niet bestaan (afgeleid uit 2,3)
5. God bestaat (afgeleid uit 4)

De twee meest controversiële beweringen staan bovenaan. Heb je die eenmaal geslikt, dan moet je 3,4 en tenslotte 5 ook slikken. De verdediging laat ik achterwege. Eén opmerking: het 'beginsel' bij 2 is niet 'de explosie' van de para-consistente logici. Of, toch eigenlijk ook weer wel: het punt is dat de werkelijkheid noodzakelijkerwijs para-consistent is: immers, in een werkelijkheid die absurd is, bestaat elke wereld, dus ook onze 'consistente' wereld -de wereld zoals wij, logische dieren, die waarnemen en beschrijven.

zaterdag 24 februari 2024

Absurd veel (2.0)

Het onderzoek naar de twee logische hoofdwetten is zo belangrijk omdat het ons kan leren wat de grenzen van het denken zijn.

Als je weet wat de grenzen van het denken zijn, dan kun je bepalen of de werkelijkheid zelf groter, complexer en zelfs radicaal 'anders' is dan jouw 'eigen' logische constructie van de wereld. Dát is een vraag waar filosofen van oudsher erg in geïnteresseerd zijn (en fysici trouwens ook: Einstein, Bohr, Gödel en Heisenberg, om maar een paar grote geesten uit de vorige eeuw te noemen, waren gretige lezers van het werk van o.a. Spinoza, Mach en Plato).

Als de twee logische hoofdwetten -het is schadelijk of niet schadelijk, het kan niet schadelijk en niet-schadelijk zijn- inderdaad te herleiden zijn tot de 'beweegbaarheid' van het lichaam en dus een gewone, natuurlijke genesis (oorsprong) hebben, dan is het onwaarschijnlijk dat de logische denkwijze universeel geldig is. 

Als we dan redenen hebben om de universele geldigheid van de logische hoofdwetten in twijfel te trekken, dan moeten we -van het een komt het ander- onze 'modale doctrine' -die inhoudt dat de twee hoofdwetten van de logica bepalen wat 'mogelijk' en 'niet mogelijk' (=absurd) is- herzien.

Of eigenlijk: we moeten de modale doctrine verwerpen. De grens tussen het mogelijke en onmogelijke, die volgens ons van toepassing was op de toestanden in de wereld, vervalt (niet voor ons trouwens: wij kunnen ons 'het onmogelijke' niet goed voorstellen). We moeten er voortaan rekening mee houden dat zelfs 'onmogelijke toestanden' in werkelijkheid 'mogelijke toestanden' zijn. 

De werkelijkheid bestaat, als je dit inzicht verder uitwerkt, uit een verzameling 'logische' en 'absurde' toestanden. 

Nu lijkt deze verzameling nog goed te overzien. De werkelijkheid bestaat dan schijnbaar uit een gesloten verzameling, namelijk die van de 'mogelijke toestanden' en de logische ontkenning van een aantal van deze mogelijke toestanden. Het ontkennen van logische toestanden is zelf weer een logische operatie.

Wat ik bedoel is het volgende. Een mogelijke toestand is niet strijdig met de twee logische hoofdwetten. Door mogelijke toestanden te ontkennen -het is niet zo dat een bepaalde stof schadelijk of niet schadelijk is- produceer je 'onmogelijke toestanden'.

Hoeveel onmogelijke toestanden kun je op deze wijze produceren? Wel, precies evenveel als het aantal mogelijke toestanden. Alhoewel dit een grote verzameling is, is ze nog redelijk overzichtelijk.

Het lijkt dus alsof we de werkelijkheid uitbreiden met één nieuwe kamer, namelijk 'de absurde kamer', waarin dan alle ontkenningen van de hoofdwetten resideren. 

En ik denk nu dat dit bezijdens de waarheid is. Immers, de logische denkwijze zou dan nog steeds universeel zijn. We hebben echter vastgesteld dat ze niet universeel geldig is.

Beter zie je het daarom zo: als de grens tussen het mogelijke en onmogelijke wegvalt, dan verliezen wij de greep op de werkelijkheid. We kunnen haar dan onmogelijk in kaart brengen met behulp van onze denkwijze. De werkelijkheid is -volgens deze lezing- een oneindig groot complex aan toestanden (waar wij ons vermoedelijk geen of hooguit zeer slecht een voorstelling van kunnen maken). 

Het is een logische fout om te denken dat het absurde een gesloten domein is van wel-gevormde 'onmogelijke' uitdrukkingen, namelijk 'gluts' en 'gaps'. (Overigens, een glut is de logische ontkenning van de wet van non-contradictie en een gap is de logische ontkenning van de wet van het uitgesloten derde.)

Je kunt 'het absurde' misschien het best definieren als 'de oneindig grote verzameling van toestanden die voorbij de grenzen van het denken liggen'. De werkelijkheid, zoals Wozzeck zegt, is een 'afgrond', een 'eindeloos diepe afgrond'.
----
Coda: We moeten de werkelijkheid maar beschouwen als een domein waar geen 'maat' op staat, die aan geen 'voorstelling' beantwoordt, waar geen 'eenheid' in te ontdekken is en waar geen 'beginsel' aan ten grondslag ligt. Alles, van het absurde tot het ondenkbare, vinden we voorbij de grenzen van het mogelijke. Ook God.

vrijdag 23 februari 2024

Een recensie... (2.5)

In de Trouw stond afgelopen woensdag (21 februari) een bespreking van Ruttens boek. Hij heeft acht argumenten voor het bestaan van God -geloof me, hij heeft ze niet zomaar uit zijn mouw geschud, hij heeft er hard aan gewerkt- verzameld in één bundel.

Om een of andere reden valt het opstellen van argumenten voor het bestaan van God niet in goede aarde bij een bepaalde groep gelovigen of mensen die in het geloof geïnteresseerd zijn. De pogingen om het bestaan van God -het geloof in het bestaan van God- middels een argument te rechtvaardigen wordt dan ook schouderophalend aangekeken en de argumenten worden als 'nietszeggende' puzzels van tafel geveegd [1].

Je krijgt deze mensen niet aan het verstand gepraat dat juist het verstrekken van goede argumenten -gebaseerd op scherpe definities en goed gekozen premissen- wezenlijk is om het geloof op te tillen naar een niveau dat de vrijblijvendheid overtreft.

Filosofie is een discipline die de kloof tussen wetenschap en opinie kan dichten door gebruik te maken van een aantal technische middelen, zoals definities, argumenten en (enige) logica. Het probleem is dat opinies -waar mensen in ruime mate over beschikken en die ze graag verkondigen- niet meer waard zijn dan één 'mening'. Aangezien ik zelf ook één mens ben, zijn mijn opinies, die niet overeenstemmen met jouw opinies, ook slecht één 'mening'. Ik hoef jouw opinies dan ook nooit ernstig te nemen. Ik mag ze als waardeloos bij het oud papier doen als ze me niet aanstaan. 

Pas als we opinies onderbouwen met goede argumenten zijn ze meer waard dan een 'kale' opinie. Een goed argument is namelijk een 'bouwwerk' waar andere redelijke mensen fouten in kunnen aanwijzen. Een argument is juist sociaal en maakt het mogelijk om samen te werken. Andere mensen -ongeacht of ze van atheïstische, agnostische of theïstische huize zijn- kunnen kritiek leveren op de premissen, op de definities die de premissen schragen, op de bouw van het argument en op de conclusie van het argument. 

Argumenteren is dus juist zeer sociaal en nodigt uit tot samenwerken; het verkondigen van opinies is asociaal en eigengereid. De 'strenge' filosofie is in beginsel toegankelijk voor iedere belangstellende, de 'opiniërende' is slechts geschikt voor de eigen parochie.

Een proeve van deze werkwijze zie je in het Cambridge Element 'Ontological Arguments' van Tyron Goldschmidt. Je kunt bij elke stap in de argumenten -en bij de kritiek die de auteur op de premissen van een argument heeft- goed bepalen of deze wel of niet te rechtvaardigen zijn. Vervolgens kun je de pemisse verbeteren. (Een verbetering die je overigens, op haar beurt, weer moet voorzien van een deugdelijke reden. Ook de weerlegging is niet 'heilig'. Deze werkwijze is omslachtig maar open, eerlijk en sociaal. Je maakt iemand niet monddood met mysteries en andere geloofsartikelen.)

In de bespreking staat de volgende passage: 

"Het is geen dik boek, maar ik vond het doorploegen van dit soort taal een flinke dobber, en ik ben wat gewend! Als je agnost bent zoals ik, en het je eigenlijk weinig kan schelen of God bestaat of niet, is het vreselijk saai. Maar dat is gemeen, want Rutten kan het duidelijk wel wat schelen, en u, lezer, wellicht ook. Maar als dat zo is, hebt u dan werkelijk dit soort metafysische godsargumenten nodig?"

Overigens, een agnost is niet iemand die onverschillig staat tegenover het bestaan van God. Een agnost heeft de redenen voor en tegen het bestaan van God bestudeerd en meent dat hij niet in staat is om te bepalen welke beweringen over God juist zijn. En deze uitslag kan hem spijten! Misschien had hij vurig gehoopt dat het bestaan van God beter kan worden onderbouwd dan zijn afwezigheid.

Wie onverschillig staat tegenover het bestaan van God is iemand die geen belangstelling heeft voor het debat en zich eigenlijk met het debat ook niet zou moeten bemoeien. Ik heb geen enkele belangstelling voor bier of andere alcoholische dranken, ik vind deze vloeistoffen eenvoudigweg smakeloos -het doet mij deugd dat wetenschappers tegenwoordig inzien dat alcohol een giftige stof is- maar dat maakt van mij nog geen geheelonthouder en het verheft mij al helemaal niet tot iemand met de expertise om een recensie te schrijven over een 'goede' wijn.

In ieder geval lijkt de recensent hier te zeggen dat ze het boek 'saai' vindt omdat ze het belang van 'strenge' filosofie niet inziet. Ze heeft niet persé kritiek op de wijze waarop Rutten zijn argumenten presenteert, maar op zijn werkwijze.

De bespreekster schrijft:

"Het heeft iets treurigs, want hoe rationeler het wordt om in het bestaan van God te geloven, des te abstracter wordt de God in kwestie, en des te minder één om van te houden. Het betreft de God van filosofen, niet de God van gelovigen. Ik verdenk Rutten ervan meer van logica te houden dan van God, tenzij die twee hetzelfde zijn in zijn voorstelling, dat komt meer voor.

Volgens mij mogen we een rationeel en intellectueel integer mens best een beetje ruimte voor mystiek gunnen, en God een beetje menselijkheid. Als je de druk voelt om je godsgeloof op z’n Ruttens te verdedigen, laat iemand je dan van die druk bevrijden. Ik zie de noodzaak niet."

Een God waar je van kunt houden -we hebben hier de tegenstelling die door Pascal beroemd is gemaakt en die zich als een gesteente heeft vastgezet in het hoofd van gelovigen, namelijk dat je een God van de filosofen hebt en dat die niets van doen heeft met de God van Abraham- is niet minder abstract dan de God van de filosofen. Wie zegt 'God is liefde' presenteert ook een abstractie (want wat is liefde: een soort mist/wolk van endorfine?). 

Het beschrijven van God zal in alle gevallen een abstractie opleveren. God is nu eenmaal niet een tastbaar object. Ook de God van de mystici niet -de God van de 'mystici' wordt gehouden voor het tegendeel van de God van de 'logicus'- die verscheen als een vlam in een braamstruik. Is dat een God om van te houden, is dat géén abstracte verschijning? A propos, deze inherente moeilijkheid van het geloof is een van de redenen waarom in het hart van het katholieke geloof een vreemde, onbegrijpelijke doctrine is opgenomen: God is mens (jezus) én God is God en God is geen mens. De twee-naturenleer. En, nota bene, een doctrine die ook door 'strenge' filosofen -met gebruik van logica, definities en analyse- wordt verdedigd! (Zie: Beale, JC, Contradictory Christ). De abstractie van God kan eenvoudigweg geen eerlijk argument tegen Rutten's 'rationele' filosofie zijn.

Vanzelfsprekend zal ook de 'strenge' filosoof een gelovige zijn opinies gunnen. Zeker. Maar zonder redenen geloven heeft niets te maken met filosofie! 

Het verbaast me dat filosofen zo lankmoedig zijn als we debatteren over God, terwijl ze deze vrijblijvendheid sterk zullen afwijzen als het over politieke opinies gaat. De opvatting dat we alle Friezen -die dom en lelijk zijn- maar in een meer moeten verzuipen, zal door elke filosoof worden opgevat als een (nare) opinie, die van nul en generlei waarde is voor een serieus debat over de samenleving.

Als je me niet nader wilt zeggen waarin je gelooft, en als je misverstanden omtrent je geloof niet uit de weg wilt ruimen, dan hoef ik slechts te oordelen of het me 'wel-gevalt' wat je roept- en zo niet, dan ga ik mijns weegs. Wie het gesprek niet slechts wil beperken tot de mensen die het au fond met mij eens zijn, zal zijn inzichten in 'strenge' modus moeten presenteren.

Mensen hebben opinies nodig, want zonder opinie kun je niet uit de voeten. Niemand verlangt van je dat je al deze 'instrumenten' rechtvaardigt. Je hebt ze nodig om richting te geven aan je leven. Maar als ik redelijk met jou wil debatteren -lees: als we willen filosoferen-, dan moeten we goed ons best doen en elkaar uitleg geven; en wil deze uitleg zinvol zijn, dan zullen we deze uitleg moeten verduidelijken met de beste middelen die de filosofie kan bieden. Want alleen dan kunnen ik, mijn buurman, mijn vakgenoten en de mensen op de ijsbaan zonder misverstand begrijpen wat jij zegt. Wie op eigen houtje wat mystiek en hoop en liefde door elkaar mengt, brouwt een soep naar eigen smaak- en deze soep kan alleen worden genoten door personen met eenzelfde smaak.

Wat me nu spijt is dat een bespreekster dit aspect -het sociale belang van 'strenge' filosofie- niet ziet. Rutten heeft een goede reden om te werken volgens deze richtlijnen. Hij begrijpt het belang van strenge filosofie goed. 

Het is tenslotte jammer dat de bespreekster niet een van de acht argumenten -summier- heeft besproken, zodat de lezer tenminste er van kan proeven. Ze zijn interessant genoeg. In plaats daarvan moeten we het stellen met een zeer algemeen vooroordeel tegen de strenge filosofie.

[1] In een gesprek met Stine Jensen moest Rutten ook eerst deze horde nemen: Jensen beschouwde Rutten's rationele werkwijze als weinig zinvol. Een opvallende zienswijze, althans, voor een filosoof.

-------

[Ik neem de vrijheid om de recensie hieronder, in klein schrift, in zijn geheel weer te geven: niet iedereen, vermoed ik, leest de trouw of heeft deze krant zomaar paraat]

(De recensie werd afgedrukt in de Trouw van woensdag 21 februari en is geschreven door Marthe Kerkwijk)

"Rutten beoefent intellectuele gymnastiek met het bestaan van God"

De auteur

Wiskundige en filosoof Emanuel Rutten is verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in retorica, kenleer en logica, maar vooral in de rationaliteit van het geloof in het bestaan van God. Rutten hoort bij het theïstische kamp dat geregeld in debat gaat met atheïsten als Herman Philipse en Maarten Boudry. Bij internationale vakgenoten is hij gewaardeerd om zijn ‘modaal-epistemisch godsargument’.

Thematiek

Is het rationeel om te geloven in het bestaan van een almachtige, alomtegenwoordige, eeuwige en bewuste God, die de oorsprong is van de wereld? Volgens Rutten wel, en hij heeft acht argumenten ontwikkeld die dat aantonen. Let wel, het zijn geen bewijzen, maar argumenten. Het gaat Rutten erom aan te tonen dat een rationeel en intellectueel integer mens in God kan geloven, en zelfs heel goede redenen daarvoor heeft, maar niet dat zo iemand in God moet geloven.

Opvallend element

Ontologisch argument, semantisch argument, subjectafhankelijk of subjectonafhankelijk argument, premissen, argumentatieschema’s en zijnsgronden: het jargon vliegt je om de oren. Dit boek is voor de logicaliefhebber. Rutten neemt je aan de hand mee langs elke stap in elk van de acht argumenten, die ook weer met elkaar samenhangen. Hij legt uit wat het allemaal betekent, maar het gaat al snel duizelen. Rutten verwacht van zijn lezer vertrouwdheid met deze strakke analytische manier van redeneren.

Typerende zinnen 

Dat 3 uit 1 en 2 volgt is evident omdat het hier gaat om een eenvoudige modus ponens. Waarom volgt 5 uit 3 en 4? God kan op grond van 3 geactualiseerd worden. Er is dus een mogelijke wereld waarin God geactualiseerd wordt. Uit 4 volgt dan dat God aldaar niet door iets extern aan God geactualiseerd wordt. Maar er moet iets zijn dat God actualiseert. Als dat iets niet buiten God bestaat, dan moet het dus God zelf zijn. In die mogelijke wereld actualiseert God zichzelf. Maar dan kan God zichzelf inderdaad actualiseren, aldus 5.”

Redenen om dit boek niet te lezen

Het is geen dik boek, maar ik vond het doorploegen van dit soort taal een flinke dobber, en ik ben wat gewend! Als je agnost bent zoals ik, en het je eigenlijk weinig kan schelen of God bestaat of niet, is het vreselijk saai. Maar dat is gemeen, want Rutten kan het duidelijk wel wat schelen, en u, lezer, wellicht ook. Maar als dat zo is, hebt u dan werkelijk dit soort metafysische godsargumenten nodig?

Het heeft iets treurigs, want hoe rationeler het wordt om in het bestaan van God te geloven, des te abstracter wordt de God in kwestie, en des te minder één om van te houden. Het betreft de God van filosofen, niet de God van gelovigen. Ik verdenk Rutten ervan meer van logica te houden dan van God, tenzij die twee hetzelfde zijn in zijn voorstelling, dat komt meer voor.

Volgens mij mogen we een rationeel en intellectueel integer mens best een beetje ruimte voor mystiek gunnen, en God een beetje menselijkheid. Als je de druk voelt om je godsgeloof op z’n Ruttens te verdedigen, laat iemand je dan van die druk bevrijden. Ik zie de noodzaak niet.

Reden om dit boek wel te lezen

Het gebakkelei van Rutten en zijn atheïstische tegenstanders is een soort topsport, en het is indrukwekkend om getuige te zijn van het hoge niveau van intellectuele gymnastiek. Voor wie het weet te waarderen is een ingewikkeld maar coherent argument een esthetisch hoogstandje waar je van kunt genieten. Rutten speelt metafysica in de Premier League. Er zitten wel wat gaten in zijn verdediging – sommige premissen kun je best betwijfelen – maar allemachtig, wat een staaltje kunst!

zaterdag 17 februari 2024

Een optelsom

De moderne ontdekkingsreiziger verkent niet de aarde, niet het zonnestelsel of het sterrenstelsel, maar de grenzen van het menselijk voorstellingsvermogen. Hij heeft daar ook goede redenen toe, want de omstandigheden op aarde zijn dermate naargeestig, en het bestaan is zo ondoorgrondelijk, dat wie tegen de keer in op het goede hoopt voor de mens, en behept is met een levendige, nieuwsgierige geest, geen andere keus heeft dan op zoek te gaan naar nieuwe hoogten en verten.


Waarom zou er voorbij -of misschien zelfs aan- de grens van ons verstand, waar de omstandigheden ondoorzichtig worden, geen domein te vinden zijn dat ander licht werpt op ons bestaan. Als ons verstand onvolkomen is, en zich van de werkelijkheid -dientengevolge- slechts gebrekkige voorstellingen kan maken, dan is er buiten dat wat voorstelbaar is een wereld die -voor ons- onvoorstelbaar is en buiten dat wat mogelijk is -voor ons- een wereld die onmogelijk is.


Het is overigens de vraag of wij iets kunnen aanvangen met een wereld die onvoorstelbaar en zelf onmogelijk is. Want uit de aard der zaak is duidelijk dat ons verstand, op buitengewone voorstellingen, die zelfs het onmogelijke toelaten, geen greep heeft.


Het is een eenvoudige optelsom dat als ons verstand beperkt is en er grenzen zijn aan ons voorstellingsvermogen, we de wereld in twee domeinen moeten snijden, namelijk een domein waar het verstand zich wel een voorstelling van kan maken en een domein waar het verstand zich geen voorstelling van kan maken. Anders dan bij een landschap dat inmiddels deels is verkend, en dat mettertijd geheel in kaart zal worden gebracht, kan een mens het onvoorstelbare en onmogelijke, niet doorkruisen, bestuderen en beschrijven. Het onvoorstelbare is een terra incognito, voor eeuwig ontoegankelijk. Tenzij een buitengewoon krachtige denkmachine, in de verre toekomst, het onvoorstelbare aan ons voorstelbaar maakt.


De vraag of wij een verstand hebben dat de gehele werkelijkheid in kaart kan brengen, is bepalend voor de vraag of je het 'atheïsme' kunt rechtvaardigen: over een landschap, immers, dat slechts deels is onderzocht, kun je uit de aard der zaak geen absolute uitspraak doen. Je kunt wel onverschillig staan tegenover de gedachte dat God bestaat, en zelfs afkerig, maar een dergelijke houding brengt slechts een opinie tot uitdrukking- en opinies, alhoewel onmisbaar voor het individu om goed te kunnen functioneren, zijn vlinderlicht en leggen geen gewicht in de schaal. 


De vraag of je het atheïsme kunt rechtvaardigen is dan ook geheel afhankelijk van de vraag of ons verstand al dan niet krachtig genoeg is om de werkelijkheid geheel in kaart te brengen. 


Het is echter redelijker om in een of andere zin religieus te zijn dan atheist: immers, de kans dat wij, gegeven onze evolutionaire en tamelijk willekeurige, doelloze ontwikkeling, een verstand hebben dat de werkelijkheid geheel in kaart kan brengen, is tamelijk laag.

donderdag 15 februari 2024

Twee notities (2.0)

1ste notitie

Kant schreef dat wie nadenkt over de herkomst van 'alles', altijd één van twee 'kwade' antwoorden moet geven:


-of 'alles' komt voort uit niets

-of 'alles' bestaat eeuwig (en heeft geen oorsprong)


Je staat in beide gevallen voor de dichte deur als je het bestaan van 'alles' wilt begrijpen.


Een beter antwoord is daarom het volgende: de werkelijkheid is onbevattelijk voor de mens. Je kunt de werkelijkheid ten dele ordenen, met theorieën die elkaar overlappen [1], maar je zult geen 'logisch gesloten' éénduidig verhaal over de werkelijkheid kunnen vertellen. 


Je intellect heeft slechts beperkt toegang tot de 'woeste en lege aarde, wiens diepte in duisternis is gehuld'.


Je bent zodoende verlost van de plicht om de herkomst van 'alles' te verklaren, want wat je niet kunt doorgronden, kun je niet weergeven in een 'logisch gesloten' verhaal. 


Deze voorstelling van zaken past beter bij het naturalisme, het inzicht dat we deel uitmaken van de natuur en dat ons verstand -van nature- in dienst staat van het 'bewegende' lichaam (en niet van de waarheid).


2de notitie

Hoe zullen we de werkelijkheid karakteriseren? Is de werkelijkheid, voor ons, een 'feitelijke' wereld, waarin 'waarheid' het evolutionaire succes van de dieren (mens) bepaalt,- of is de werkelijkheid eerder een 'ethische' wereld, waarin de noties 'goed' en 'kwaad' het evolutionaire succes van de dieren (mens) bepalen?


De eerste levende organismen ordenen eerst hun eigen huishouding. De inrichting van de cel bepaalt of de pro-karyoten zich kunnen handhaven (en ontwikkelen). Het komt er op aan dat ze schadelijke (slechte) factoren mijden en vitale (goede) factoren verkrijgen. Wat goede of slechte factoren zijn wordt bepaald door hun bouw. 


Archaea, bacterieën en eukaryoten ontwikkelen zich snel. Ze worden mobiel en zelfs motiel. Bovendien beschikken ze weldra over 'zintuigen': ze kunnen licht, temperatuur en chemische stoffen 'waarnemen'. Al deze waarnemingen worden nog steeds onderverdeeld in 'goede' en 'kwade' zaken. 


Alles tussen goed en kwaad in laat de ééncellige onverschillig. Het 'indifferente' speelt geen rol in het leven van organismen.


Als je de werkelijkheid wilt karakteriseren, moet je haar daarom aanmerken als een 'ethische' wereld waarin 'goed' en 'kwaad' sterk bepalend zijn voor onze ontwikkeling, eerder althans dan als een 'logisch geordende, feitelijke wereld'.


Het inzicht dat de wereld een ethische grondslag heeft, is goed te verenigen met de overtuiging dat de wereld 'religieus' van aard is. De religieuze mens leeft immers in een wereld van goed en kwaad en niet (zozeer) in een wereld van feit en fictie (lijden is een onvervreemdbaar element van een religieuze levensbeschouwing). 


Voor de naturalist -laat ik me zelf maar een 'transcendent naturalist' noemen- is het probleem van het lijden daarom niet zwaarwegend (ik bedoel: het is geen fataal argument tegen het bestaan van een 'ethische' God; een ethisch-religieuze wereld zonder kwaad is lastig denkbaar).

zondag 11 februari 2024

Van Kwantum tot Spinoza [1] (1.5)

Het leven vandaag de dag is erg eenvoudig: je kunt elke politieke opvatting verdedigen aan de hand van Nietzsche's geschriften en elke religieuze opvatting aan de hand van de kwantummechanica.


Maarten van Buuren meent dat het kwantummechanische wereldbeeld goed te verenigen is met Spinoza's opvatting van God. 


Voordat ons wordt gezegd waarom Spinoza's opvatting van God goed te verenigen is met kwantummechanica, zullen we een tocht afleggen van -uiteraard- kwantummechanica, langs Bohr, Heisenbergs onzekerheidsbeginsel, Plato's atoomtheorie, een aantal zeer ingewikkelde filosofische vraagstukken, naar 'de oorsprong van alle dingen' (de vormkracht). "Van kwantum tot vormkracht" zou eventueel een fraaie titel voor het boekje hebben kunnen zijn.


Van Buuren behandelt (zeer) veel onderwerpen in weinig woorden. Wie dit boekje leest krijgt de indruk dat het verband tussen het aantal woorden van een geschrift en de kwaliteit er van omgekeerd evenredig is (hoe minder woorden, hoe beter de kwaliteit). 


Maarten van Buuren -geen fysicus- weet in kort bestek een glasheldere lezing te geven van de kwantummechanica. Zijn uitleg is trefzeker, beknopt en direct. Hij verliest zich niet in allerlei uitwijdingen die maken dat je door de bomen het bos niet ziet, een manco waar -tot mijn ergernis- de meeste 'inleidingen tot de kwantummechanica' aan lijden [2].


Het hart van de kwantummechanica, de natuurkunde van de minuscule deeltjes, is het 'onzekerheidsbeginsel' van Heisenberg. Volgens dit beginsel kun je de baan óf de plaats van een deeltje meten. Als je weet op welke plaats het deeltje is, weet je niet langs welke baan het reist; als je weet langs welke baan het reist, weet je niet op welke plaats het is. 


Voor een natuurkundige is dat lastig. Gelukkig kan zij uit de optelsom van alle mogelijke banen de kans afleiden waar het deeltje te zien is. Natuurkundigen kunnen dan ook -bijvoorbeeld- berekenen hoe groot de breking van het licht zal zijn in een proefopstelling.


Het onbegrijpelijke van de kwantummechanica is nu dat het deeltje 'in werkelijkheid' niet langs één van alle mogelijke banen gaat, maar dat het 'letterlijk' tegelijkertijd langs alle mogelijke banen gaat! Althans, één deeltje kan zich in een proef gedragen als een wolk van heel veel reizende deeltjes (alsof één visje, eenmaal bevrijd uit het aquarium, zich in wijds water vermeerdert tot een enorme, vlietende school van duizenden visjes). Je noemt dit merkwaardige verschijnsel de 'golf/deeltje' dualiteit. Hoe je het experiment inricht bepaalt of het water -bij wijze van spreken- wordt bevolkt door één 'visje' of een 'school'.


Wat je waarneemt wordt bepaald door de inrichting van het experiment. En dat werpt de volgende vraag op: is misschien de wiskundige beschrijving 'achter de waarneming' 'echter' dan de 'waarneming' zelf? Volgens Heisenberg wel. De formele, wiskundige beginselen -die hem doen denken aan platoonse, eeuwige vormen- zijn bepalend voor de werkelijkheid die we zien. Het lijkt wel alsof de formules bepalen wat je zult waarnemen. Heisenberg schrijft dat de theorie formeel 'gesloten' is; geen waarneming, berekening of meting zal je nopen om de theorie aan te passen.


De formele beginselen die de theorie kenmerken, de wiskundige vergelijkingen en het principe van symmetrie, vormen de grondslag van de werkelijkheid. Van Buuren merkt op dat je Heisenberg, met goed fatsoen, wel moet beschouwen als een 'monist'. De 'immanente' vormende, fundamentele beginselen van de werkelijkheid -Van Buuren spreekt van 'vormkracht'- zijn de beentjes en kootjes waar het vlees van de hand op ligt: krommen zich de vingers, dan kromt zich de hand. Waarneembare werkelijkheid en formalisme kun je niet los van elkaar zien. 


Van Buuren meent nu voldoende overeenstemming te zien tussen Heisenbergs zienswijze en Spinoza's wereldbeeld. Hij merkt op dat zowel Spinoza als Heisenberg 'monisten' zijn. Spinoza meende dat er slechts één immanente substantie bestaat die de werkelijkheid 'vormt'. Heel de werkelijkheid ontvouwt zich uit God.


"Quantumonderzoek leidt tot de vraag naar het zijn. Wat is zijn? Het antwoord luidt dat 'zijn' begrepen moet worden als 'wording'. Kern van alle dingen is de impuls die een oorspronkelijke energie uitvouwt tot dingen van oneindige complexiteit en veriëteit." (p. 134).


Uiteindelijk knoopt Van Buuren de God van Spinoza en de kwantummechanica als volgt aan elkaar:


"Het [sacrale] heeft zich verplaatst naar onderzoek in de kernfysica. Daar buigen geleerden de knie voor formules waarin de oorsprong van alle dingen zich verdicht." (p.135)


Het boekje is een prestatie op zich: Van Buuren slaagt er in om deze zware -en tamelijk speculatieve- kost op bijna lichtvoetige wijze over het voetlicht te brengen. Het is zo duidelijk en weldoordacht geschreven, dat het -zondermeer- geschikt is voor leerlingen uit 5 en 6 vwo. Wat mij betreft is een betere aanbeveling niet denkbaar.


Van Buuren, Quantum, Oerknal en God, (filosofische perspectieven van de quantummechanica), Lemniscaat, €20,-


[1] Deze bespreking is geschreven voor 'De Spinoza', het vakblad voor Docenten Filosofie (VFVO).


[2] Onlangs is ook een andere Inleiding in de Kwantummechanica verschenen. Verstraete, F, Waarom niemand kwantum begrijpt. Alhoewel deze auteur erg zijn best doet om toegankelijk te schrijven, raakt de lezer al snel het spoor bijster. De opzet van het boek is didactisch gezien een misgreep. De auteur veronderstelt onterecht allerlei zaken bekend bij de lezer. De samenhang tussen de verschillende hoofdstukken is daardoor onduidelijk. De melige toon en de aardige verhaaltjes over de wetenschappers missen doel.


donderdag 8 februari 2024

Een 'diep' inzicht

Het beeld dat de wetenschap een hoge muur is, waar religieuze inzichten achter blijven staan, zodat ze geen toegang hebben tot de 'werkelijkheid', heeft ons sterk in haar greep. 

Gaandeweg ben ik echter gaan geloven dat dit beeld onjuist is.

Het is niet zozeer het wetenschappelijk onderzoek van de werkelijkheid dat religie 'uitsluit', als wel de overtuiging dat de werkelijkheid een 'gesloten structuur/systeem' is.

Wat is een gesloten structuur? In beginsel is een structuur een patroon dat zich volledig herhaalt. Je kunt het vergelijken met de aanleg van een tegelvloer. Wie vierkante tegels op de vloer legt kan het gehele oppervlak met één type tegel betegelen. (Misschien moet hij alleen aan de randen de tegels bijsnijden, maar zulke rafelranden doorbreken het patroon niet.)

De gedachte dat je met één type tegel de vloer kan beleggen noemen we een 'sluitende' keus. Nogmaals, misschien moet je de tegel hier en daar bijsnijden, maar een volstrekt andere tegel, met een andere vorm en kleur, heb je niet nodig.

De gedachte is nu dat de orde in de werkelijkheid logisch gesloten is. 

Je maakt vooraf -apriori- een keus voor twee strenge logische wetten (dat is de 'logische tegel') en daar wijk je niet van af: de beschrijving van de werkelijkheid moet voldoen aan deze logische eisen.

De eisen zijn simpel: (1) een bewering over de werkelijkheid mag niet strijdig zijn met een andere bewering, (2) een bewering over de werkelijkheid mag niet 'onbepaald' zijn. 

De fysische beschrijvingen van de werkelijkheid laten nu bovennatuurlijke beschrijvingen van de werkelijkheid niet toe. Het inzicht dat de werkelijkheid wordt bepaald door krachten en wetten past niet bij het inzicht dat de werkelijkheid wordt geregeerd door 'wonderlijke' goden of krachten.

Ook past het inzicht dat goden of krachten 'wonderlijke handelingen' kunnen verrichten niet bij het inzicht dat de werkelijkheid 'welbepaald' is. Ik kan de werkelijkheid indelen: x is wel of geen water; als x water is, kan het geen wijn zijn (tenzij je de krachten en wetten van de natuur ingrijpend verandert: maar dat is strijdig met onze beschrijving van de natuur). 

Het is, kortom, niet zozeer het wetenschappelijk onderzoek op zich dat 'botst' met religie, maar het idee dat de werkelijkheid een onveranderlijke structuur heeft.

En dat is pas 'echt' een 'diep' idee. 

maandag 5 februari 2024

Een AdamSmith-machine (2.0)

1. De meeste mensen geloven dat de dingen in de wereld identiek zijn aan zichzelf (overigens: dit is een gecompliceerd concept). In ieder geval geloven we dat de 'vorm' van elk ding 'exclusief' is: een ding is of een driehoek of geen driehoek, maar het is nooit zowel een driehoek als geen driehoek (glut, inclusief) en het is ook nooit een driehoek noch iets anders dan een driehoek (gap, inclusief). 

Omdat de wereld 'rotsvast' staat op dit fundamentele beginsel -althans, dat menen wij- is onze logische denkwijze universeel. 

Je vindt dus in Japan, Australië, Amerika en Europa géén enkel ding dat strijdig is met deze universele wetten. Het stroompje in het Delftse lab, dat zowel met de klok mee als tegen de klok in draait, is niet 'echt'. Je moet zulke 'super-positionele' vormen opvatten als een metafoor (zie bijvoorbeeld Hardy, enz).

De twee klassieke logische wetten -wet van uitgesloten derde, wet van non-contradictie- zijn niet de enige universele inzichten waar wij over beschikken. Alhoewel de logische wetten voor ons heel bijzonder zijn, is het aantal universele inzichten buitengewoon groot. In dat opzicht zijn de logische wetten niet uniek. In de wiskunde bijvoorbeeld -denk aan de elegante axioma's van Euclides- wemelt het van de universele inzichten. 

"De kortste afstand tussen twee punten is een rechte lijn", "het geheel is groter dan de delen", "op een lijnstuk passen oneindig  veel punten", enz.

Wel, als de wetten van de logica slechts twee willekeurige universele wetten zijn, waarom beschouwen we deze dan toch als bijzondere wetten. Waarom vinden we een schending van de logische wetten absurd, maar laat een schending van een van de vele andere universele wetten ons koud?

Deze vragen zijn zeker in onze dagen extra prangend: want niet alleen heeft Brouwer, de intuïtionist, de wet van het uitgesloten derde niet in zijn stelsel opgenomen -hij meent dat deze wet onjuist is-, maar zelfs de wet van non-contradictie wordt betwist door logici. 

Formeel zijn we niet in staat om te bewijzen dat de logische wetten inderdaad universeel gelden; en formeel zijn we al helemaal niet in staat om te begrijpen waarom deze wetten onze denkwijze sterk bepalen.

2. Quine meende dat de logische wetten niet 'heilig' zijn. We kunnen immers geen beroep doen op de veronderstelde 'exclusieve' vorm van de wereld: want we hebben werkelijk geen idee of de wereld inderdaad 'gluts' en 'gaps' verbiedt. Als Brouwer goede redenen heeft om de wet van het uitgesloten derde te vervangen door een 'constructie' en als Russell er niet in slaag om de wiskunde te herleiden tot de logische wetten, als Von Neumann meent dat we eigenlijk een unieke kwantum-logica nodig hebben, moeten we dan voetstoots blijven geloven dat de klassieke denkwetten het fundament van de werkelijkheid beschrijven?

Quine schreef dat we beter op natuurlijke wijze kunnen onderzoeken hoe de wereld in elkaar steekt; ook meende hij dat hersen-onderzoek maar moet uitwijzen waarom de logische wetten onze denkwijze bepalen. Wel, ik zal hieronder een natuurlijke verklaring schetsen voor onze logische denkwijze. 

We zijn een product van de evolutie. Ons lichaam is door de natuur afgeleverd als een 'AdamSmith-machine'. Adam Smith was de econoom annex filosoof die schreef dat 'arbeidsdeling', een werkwijze waarbij iedere werknemer slechts een onderdeel van het eindproduct maakt, de optimale werkwijze is (arbeidsdeling garandeert een grotere productiviteit dan de klassieke 'ambachtelijke werkwijze').

De natuur lijkt Smith gelijk te geven. Dieren bestaan uit talloze 'delen' (functies) die elk slechts een kleine, bescheiden taak verrichten. Dankzij een hechte samenwerking dragen al deze functies hun steentje bij aan het eindproduct, namelijk het vermogen om optimaal te handelen. De beloning voor optimaal handelen is dat het hele lichaam -in feite elke afzonderlijke cel- kan rekenen op een goede beloning. Immers, een organisme dat optimaal kan handelen zal 'goede zaken' (oa. voeding) gemakkelijk verwerven en 'schadelijke zaken' (oa. roofdieren) gemakkelijk vermijden.

Samenwerking kent echter ook beperkingen en tekortkomingen. Zo kan een AdamSmith-machine slechts één handeling per beurt uitvoeren, want je hebt per taak alle functies nodig; en complexe handelingen moeten steeds worden onderverdeeld in deel-handelingen. Handelingen moeten altijd achter elkaar (lineair) worden uitgevoerd. De AdamSmith machine is in de praktijk een 'exclusieve' machine. Gluts, de poging om gelijktijdig twee taken uit te voeren (a en niet-a), verstoren de samenwerking. En aangezien onze denkwijze -het verstand- niets anders is dan een onderdeel van het geheel, mag het verstand géén gluts produceren.

Het verstand is de horige van het lichaam (beter gezegd: het verstand is net zo goed een productief onderdeel van de AdamSmith-machine als de alvleesklier of het rechterbeen). Het verstand componeert daarom een 'exclusief' beeld van de werkelijkheid. Alle inclusieve inzichten worden door het verstand bewerkt tot exclusieve (uitvoerbare) inzichten.

Dat werkt in de praktijk als volgt. Ik lees dat pizza slecht is voor mij; maar ik vind pizza lekker. Ik heb dus redenen om wel en geen pizza te eten. Dit is een 'inclusief' inzicht: ik zou twee handelingen moeten verrichten om aan deze dubbele waarheid recht te doen. Maar een AS-machine kan niet optimaal inclusief handelen. Daarom maken wij van zulke 'inclusieve' inzichten 'exclusieve' inzichten. En dat doen we in de praktijk vrij oppervlakkig en opportunistisch. De methode die we hanteren is simpel: we blijven sterk denken in termen van 'nadelig' en 'voordelig'. 

De pizza-eter lost het probleem als volgt op: "Nou, als pizza zo nadelig is als wetenschappers zeggen, dan is het vreemd dat ik en heel veel andere mensen pizza's lekker vinden. Het zal dus wel los lopen. Ik vind pizza eten voordelig." En met dit inzicht kan de AS-machine wel uit de voeten. De inclusieve, dubbele waarheid 'ik mag wel en geen pizza eten' is nu door het verstand bewerkt tot de exclusieve waarheid 'ik mag wel pizza eten'. 

Vandaar dat de logische wetten zo'n sterke greep op ons verstand hebben. De logische wetten bewaken de uitvoerbaarheid van onze denkbeelden en inzichten. Logisch denken is echter alleen van belang voor AS-machines die optimaal moeten handelen. De wereld zelf is niet exclusief: wij dwingen haar in een logisch keurslijf. Probeer echter maar eens anders te denken! Dat gaat praktisch niet, dan raken we verward.

zondag 4 februari 2024

Super-abstractie

Als je zoiets hebt als super-positie (een reken-instrument), dan  zou je -vanwege de veronderstelde symmetrie in de natuur- ook zoiets moeten hebben als super-abstractie.

Super-positie zegt dat deeltjes op meerdere plaatsen kunnen worden aangewezen. Eén deeltje is dan -in de rekenkundige weergave- als meerdere deeltjes. Een betere manier om dit uit te drukken is dat het deeltje allerlei verschillende mogelijke vormen heeft maar dat het niet bestaat. Gelukkig is de super-positie maar een wiskundig instrument en komt alles, als je meet, weer op z'n pootjes terecht: alle mogelijke vormen zijn na meting gewoon weer één deeltje met welbepaalde eigenschappen.

Super-abstractie zegt dat een deeltje geen enkele eigenschap (vorm) heeft: het is zo abstract dat uiteindelijke geen enkele eigenschap of vereniging van eigenschappen de vorm van het deeltje goed kan weergeven. Toch bestaat het deeltje. Gelukkig is ook dit deeltje een reken-instrument en duikt het, als we er naar op zoek gaan, gewoon weer op als een deeltje met welbepaalde eigenschappen. 

Super-abstractie kan verklaren hoe alles begonnen is. Je hebt geen welbepaalde eigenschappen/vormen nodig om het bestaan van de werkelijkheid te verklaren: super-abstractie is voldoende.

Je moet toegeven, dit is een aardig idee.

Onze denkwijze opschudden (1.0)

Ik geloof in God. Jij niet. En dat is natuurlijk een beetje dom. Want voor jou is het leven niet veel meer dan -op z'n best- een aangenaam bezoek aan een terrasje: je amuseert je kostelijk, zo lang het duurt, en laat je het eten en drinken goed smaken. 


Meer dan een aangenaam verblijf zal het bezoek op aarde je echter niet opleveren: althans, volgens je eigen inzicht en bijbehorende overtuiging.


Je bent eenvoudigweg niet in staat om te geloven dat in dit immense heelal van steen en leegte ons leven meer waard is dan wat tijdelijke drukte (die, zoals gezegd, door jezelf wordt beoordeeld als 'zinvol').


Dan ben ik natuurlijk beter af. Ik geloof dat een buitengewoon intentioneel beginsel zin en betekenis aan mijn leven geeft. Ik heb goede redenen om het bestaan van een buitengewoon intentioneel beginsel te poneren. Ik zie helder en duidelijk in dat een buitengewoon intentioneel beginsel het beste rekwisiet is om mijn leven 'inhoud' te geven (God is de beste uitvinding van de mens). En als alle mensen verlang ik naar blijvende zin en betekenis. Bovendien heb ik de overtuiging dat mijn leven blijvende zin en betekenis heeft nodig om ten volle mens te zijn (de mens is van nature religieus).


Wie mens is en het verstand heeft om te begrijpen wat hij -in existentiële zin- nodig heeft om zijn leven volkomen te maken, is nogal onpraktisch als hij dan het bestaan van God -de oplossing- niet eenvoudigweg poneert. 


[tegenwerping]: Maar dan mag ik ook het bestaan van een wonderlijk theepot poneren en met een vergiet op mijn hoofd lopen?


Jazeker, al was het alleen al omdat een vergiet als geen ander attribuut uitdrukt hoe dwaas je verweer is. Immers, met een theepot en een vergiet los je je existentiële problemen niet op. Wie honger heeft mag poneren dat een stoelpoot eetbaar is: maar daarmee neem zhij de honger niet weg. De theepot is geen antwoord op de zinloosheid van het bestaan. Het is de kunst om de leegte van het bestaan op te lossen met een goed gekozen rekwisiet. 


[tegenwerping]: Maar het poneren van een buitengewoon intentioneel beginsel berust op wensdenken! Het is het 'opleuken' van de werkelijkheid! Een kind kan zien en begrijpen dat God niet bestaat en niet kán bestaan!


Nee, het is natuurlijk andersom. De gedachte dat de mens -een mier, een microbe in het licht van de immense werkelijkehid- de gehele werkelijkheid kan doorzien en alle regels kent is kinderlijk! Alleen een kind gelooft dat de werkelijkheid niet groeter en ingewikkelder is dan de achtertuin. De mens beschikt niet over een kaart die de kwaliteit en ingewikkeldheid en grootte van de werkelijkheid weergeeft. De werkelijkheid moet al als een eenvoudig schaakbord met hokjes zijn als je alles wat bestaat wilt kunnen bestuderen en beschrijven. Maar de werkelijkheid is geen schaakbord met hokjes: de werkelijkheid is niet logisch. 


De werkelijkheid wordt door ons logisch geordend- we moeten wel, want wij hebben een onwrikbare logische denkwijze. Maar uit het feit dat wij de werkelijkheid logisch moeten ordenen, volgt niet dat de werkelijkheid logisch is. Dát is de 'kinderlijke' antropomorfe denkfout van de god-afwijzer. Hij meent echt dat de wereld is afgestemd op onze denkwijze (of andersom). Je zou zijn denkwijze eens goed door elkaar moeten schudden, dat zou hem misschien de ogen openen voor de 'hoogmoed' van zijn overtuiging.


Onze logische denkwijze is door de natuur in ons verstand geplant met een duidelijke praktische reden: ons lichaam is een logische machine en eist een logische gedachtengang. Anders kunnen lichaam en verstand niet samenwerken. Het lichaam kan maar één handeling per beurt uitvoeren. Zodra de opdrachten vaag (gappy) of dubbel (glutty) zijn, weet het lichaam met de inzichten van het verstand geen raad. Vandaar dat het verstand de strikte opdracht heeft om gappy en glutty gedachten te vermijden. De natuur heeft dit verbod zo krachtig opgedrongen aan het verstand, dat we strijdige en vage gedachten bestrijden alsof het ziektekiemen zijn. Dat verklaart waarom wij geloven dat de werkelijkheid logisch is; dát verklaart onze horror contradictionis. 


Wie eenmaal doorheeft dat zijn verstand slechts geschikt is om de wereld te ordenen voor eigen gebruik -instrumenteel-, terwijl dit verstand tekort schiet om de werkelijkheid naar waarheid in kaart te brengen, ziet ook in dat de mogelijkheden die de werkelijkheid herbergt eindeloos zijn. De logische restricties die wij opleggen aan de werkelijkheid zijn vals.


Inderdaad, het verstand van de mens is beperkt en de mogelijkheden die de werkelijkheid herbergt zijn grenzeloos. Je kunt het niet vaak genoeg herhalen.


Het is daarom intellectueel niet alleen geoorloofd om het bestaan van een buitengewoon intentioneel wezen te poneren, het is zelfs raadzaam en een blijk van intelligentie. Je vergroot er de kwaliteit van je bestaan (aanzienlijk) mee. Je wordt pas mens als je in staat bent om je zelf te verrijken met religieuze inzichten. 


Mensen lijden momenteel tamelijk ernstig aan 'zinloosheid'- het is een aandoening, een ziekte. Wie echter wil blijven denken dat de mens de werkelijkheid in essentie wel doorheeft en dat God -dus- 'zelfverzonnen' onzin is, moet deze domheid dan maar vast houden. Het is echter duidelijk dat zhij zich bedient van achterhaalde inzichten. 


De een-en-twintigste eeuw neemt afscheid van de twintigste eeuw, de eeuw waarin de mens de werkelijkheid in zijn greep dacht te hebben en zhijn leven maakbaar was. Die dagen zijn voorbij... Langzamerhand, beetje bij beetje, zien we in dat de werkelijkheid ongrijpaar, mysterieus en absurd is.